Deze week gaat mijn Zuid-Afrika column in de Arnhemse Koerier over rugby.
Half februari is het rugbyseizoen weer begonnen en Zuid-Afrikanen zijn gek op rugby. Ieder jaar begint het seizoen met een toernooi waarin de beste teams uit Australië, Nieuw Zeeland en Zuid-Afrika strijden. Dit jaar heet dit toernooi de Super15, maar het kan in een ander jaar ook Super14 of Super16 heten. Het hangt er geloof ik vanaf hoeveel teams het jaar daarvoor goed hun best gedaan hebben in de landelijke competities. Dit toernooi speelt zich af in allemaal verschillende tijdzones en de begintijden van de wedstrijden zijn dus nauwelijks bij te houden. Uiteraard zijn de wedstrijden alleen in het stadion te zien of via een peperduur satellietabonnement. Het is precies te zien wie een schotel heeft, want als het rugbytijd is staan daar opeens tientallen auto’s voor de deur geparkeerd.
Van het rugby zelf snap ik niet veel. Ik weet dat ze vaak beginnen met een scrum, waarbij tientallen bezwete mannen aan elkaar staan te duwen en trekken om die ellipsvormige bal af te pakken. De score kan oplopen in tientallen, maar blijft soms ook gewoon nul. Het team uit Kaapstad heet Stormers en hun aartsvijanden zijn de Bulls uit Pretoria. Ze hebben net als in voetbal penalty’s, maar die moeten boven de lat van een grote H geschoten worden. Ze hebben ook gele kaarten, maar als je die krijgt moet je een paar minuten van het veld af: in de ‘sin bin’, een prachtig concept. En de scheidsrechters hebben een microfoon op zodat letterlijk te verstaan is wat ze tegen de spelers zeggen, ook erg leuk. En natuurlijk wordt er al jaren met digitaal toezicht gewerkt, bijvoorbeeld als het niet helemaal zeker is of een bal uit is.
Toch kijk ik liever naar een goede pot voetbal maar ik geef toe, rugby is een prima excuus om met vrienden bij elkaar te komen en de braai aan te steken. Niet dat daar ooit een excuus voor nodig is…
© Carien Touwen